Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zingt den HEERE [35]een nieuw lied, Zijn lof [36]van het einde der aarde; gij, [37]die ter zee vaart, en [38]al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners. 35. Dat is, een voortreffelijk lied. Zie Ps.32:3. 36. Dat is, gijlieden, die aan de uiterste einden der wereld woont, alle mensen van welken staat of natie gij zijt; aangezien het heil, dat de Messias aanbrengt, allerlei volken en natien aangaat; zo hebben zich dan billijk alle volken en natien in Hem te verheugen en te verblijden. 37. Hebreeuws, nederdaalt op de zee; te weten in het schip, dat op de zee zal varen. 38. Gij mensen altegaar, die in de eilanden woont, die rondom in de zee liggen. Hebreeuws, de volheid derzelve; gelijk Ps.24:1.